Huis voor Klokkenluiders: voorzitter raad van commissarissen woningcorporatie benadeeld als gevolg van misstandvermoedens
De voorzitter van de raad van commissarissen van een woningcorporatie is benadeeld als gevolg van het melden van vermoedens van misstanden. Dat concludeert het Huis voor Klokkenluiders in een onderzoeksrapport dat vandaag verscheen.
De misstandvermoedens hadden betrekking op onzorgvuldigheden rond de uitgaven met de zakelijke creditcard door de directeur-bestuurder van de woningcorporatie. Bovendien was er een afwijking tussen de praktijk en het reglement bij de betaling van (de btw over) de bezoldiging van de leden van de raad van commissarissen. Nadat de voorzitter de vermoedens bij zowel de directie als de raad van commissarissen kenbaar maakte, gaf de raad de voorzitter te kennen deze te willen ontslaan.
De voorzitter was het niet eens met dit voornemen, maar nam vanwege de uitgeoefende druk van de raad na amper drie maanden voorzitterschap zelf ontslag. Dit weerhield de voorzitter er niet van om de misstandvermoedens bij de Autoriteit woningcorporaties te melden. Op aangeven van deze instantie liet de raad van commissarissen een forensisch onderzoeksbureau de misstandvermoedens onderzoeken.
Uit het onderzoeksrapport bleek dat er onduidelijkheden waren in de onkostenvergoeding en creditcarduitgaven van de directeur-bestuurder. Met betrekking tot de vergoeding van de raad van commissarissen constateerde het forensisch onderzoeksbureau een klein verschil tussen de verantwoording van de vergoeding en de feitelijke interne boekhoudgegevens. Na dit onderzoek verscherpte de woningcorporatie de interne regelgeving en controle op onkostenvergoedingen en creditcarduitgaven.
Onderzoek door Huis voor Klokkenluiders
Omdat de misstandvermoedens naar het oordeel van het Huis voor Klokkenluiders al uitvoerig waren onderzocht, richtte het onderzoek van het Huis zich op de behandeling van de voorzitter als gevolg van het melden van misstandvermoedens. Daarvoor geldt een wettelijk benadelingsverbod.
Het Huis voor Klokkenluiders is van oordeel dat de voorzitter van de raad van commissarissen een gegrond vermoeden kon hebben van eventuele misstanden binnen de woningcorporatie en dat deze vermoedens op een correcte manier zijn gemeld. Vanuit de rol als voorzitter van de raad van commissarissen diende deze de creditcarduitgaven van de directeur-bestuurder te accorderen. Nu integriteit van de organisatie als gevolg van een mogelijk onzorgvuldig uitgavepatroon in het geding was, rechtvaardigde dit vermoeden dat deze handelwijze de gehele organisatie kon beïnvloeden en daardoor het goede functioneren van de organisatie kon schaden.
Gelet op het feit dat de raad van commissarissen van de woningcorporatie kort na zijn melding voornemens was om de voorzitter te ontslaan, er geen gelegenheid werd geboden om de rolinvulling toe te lichten en drie van de zes (andere) leden van de raad van commissarissen op dat moment geen eigen ervaring met voorzitter hadden, concludeert het Huis voor Klokkenluiders dat sprake is van een direct verband tussen het ontslagvoornemen en de interne melding van voorzitter.